De opbrengsten zorgprestaties bestaan uit de ontvangen opbrengsten zorgprestaties (619,8 miljoen euro) en de beschikbaarheidsbijdragen medisch specialistische zorg (137,1 miljoen euro).

Opbrengsten zorgprestaties (619,8 miljoen euro)
De opbrengsten uit zorgprestaties bedragen over 2016 circa 619,8 miljoen euro en zijn daarmee 2,4% hoger dan 2015 (2015: 605,3 miljoen euro). Deze toename is vooral het gevolg van  beperkte groei in de bij zorgverzekeraars gecontracteerde zorgproductie ten opzichte van 2015, nagekomen baten als gevolg van de herijking van de zorgomzet in de schadelastjaren 2014 en 2015 en het verder toenemende belang van de dure geneesmiddelen in de opbrengstverantwoording van ziekenhuizen en UMC’s.

Voor het grootste deel van de opbrengsten uit medische zorgprestaties maken we jaarlijks productieafspraken met zorgverzekeraars. Deze afspraken hebben conform de verantwoordingssystematiek van (zorg)verzekeraars betrekking op de reguliere medische productie in een schadelastjaar, waarvoor de verzekeraars het UMC Utrecht maximaal wensen te vergoeden (productieplafonds). Met de zorgverzekeraars hebben we voor schadelastjaar 2016 productieafspraken gemaakt voor de medisch specialistische zorg voor 568,9 miljoen euro (2015: 540,1 miljoen euro) en voor de geestelijke gezondheidszorg 11,7 miljoen euro (2015: 13,3 miljoen euro).

Evenals in voorgaande jaren overschrijdt ook in schadelastjaar 2016 de verwachte gerealiseerde omzet de met de zorgverzekeraars afgesproken productieplafonds. De opbrengsten zijn net als in voorgaande jaren en onder gelijktijdige opname van een schuld aan de zorgverzekeraars teruggebracht naar het niveau van de met zorgverzekeraars contractueel afgesproken productieafspraken voor 2016.

Conform de landelijke richtlijnen hebben we ook voor alle gesloten en gefactureerde zorgtrajecten in boekjaar 2016 het zelfonderzoek ‘correct declareren’ uitgevoerd. Doordat we in de afgelopen jaren veel zorg verleend hebben boven de zorgplafonds, zijn ook voor het zelfonderzoek 2016 de effecten op het resultaat beperkt. Het voorlopige financiële effect is circa 7,5 miljoen euro negatief (2015: 7,4 miljoen euro negatief). De accountant en de commissie van zorgverzekeraars dienen deze uitkomsten in 2017 nog te valideren. Het zelfonderzoek 2015 is afgelopen periode wel afgerond en gevalideerd. Hierbij is de financiële impact uiteindelijk lager uitgekomen dan de financiële impact in eerdere jaren.

Voor de geestelijke gezondheidszorg moeten we voor de jaren 2015 en 2016 nog zelfonderzoeken uitvoeren. Voor schadelastjaar 2014 is het zelfonderzoek begin 2017 uitgevoerd. Wij verwachten dat de uitkomsten van dit zelfonderzoek ad 0,4 miljoen euro negatief een realistische graadmeter vormen voor de rechtmatigheidsrisico’s in de schadelastjaren 2015 en 2016.

De landelijke onzekerheden over de omzetverantwoording van ziekenhuizen en UMC’s zijn afgelopen jaren afgenomen. Voor de nog resterende landelijke onzekerheden over de omzetverantwoording medische zorgprestaties verwijzen we naar de grondslagen van waardering en resultaatbepaling, zoals opgenomen onder paragraaf 2.4 Toelichting algemeen in de jaarrekening.

Beschikbaarheidsbijdragen medische zorg (137,1 miljoen euro)
De beschikbaarheidsbijdragen van 137,1 miljoen euro vormen een onderdeel van onze opbrengsten zorgprestaties. We ontvangen een academische component van 77,5 miljoen euro (2015: 76,5 miljoen euro) voor het uitvoeren van publieke taken die inherent zijn aan een universitair medisch centrum. Voor een nadere toelichting c.q. verantwoording verwijzen we naar de legitimering academische component onder de aanvullende gegevens en specificaties die we als bijlage bij de jaarrekening hebben opgenomen. Naast de academische component hebben we in 2016 8,5 miljoen euro (2015: 8,9 miljoen euro) ontvangen aan middelen voor onze overige publieke functies. De bijdragen in de opleidingskosten voor medisch specialisten (aio’s), die via de beschikbaarheidsbijdrage medische zorg worden bekostigd, bedragen in 2016 51,1 miljoen euro (2015: 47,5 miljoen euro).

Ontwikkelingen in de resultatenrekening

Financieel beleid

Opbrengsten zorgprestaties
(756,9 miljoen euro)

Subsidieopbrengsten (181,1 miljoen euro)

De subsidieopbrengsten zijn 5,9% gestegen ten opzichte van 2015 (171,1 miljoen euro). De belangrijkste subsidies zijn:

  • Rijksbijdrage (85,5 miljoen euro)
    Op basis van het Bekostigingsbesluit Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek ontvangen we van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een Rijksbijdrage voor de vervulling van de werkplaatsfunctie voor academisch onderzoek en onderwijs. Voor een nadere toelichting c.q. verantwoording verwijzen we naar de verantwoording werkplaatsfunctie onder de aanvullende gegevens en specificaties.
  • Bijdrage medische faculteit geneeskunde (69,1 miljoen euro)
    Het UMC Utrecht ontvangt een bijdrage van de Universiteit Utrecht (UU) voor de universitaire taken van de medische faculteit. De interne verdeling binnen de UU naar faculteiten sluit aan bij de landelijke systematiek van bekostiging op basis van prestaties.
  • Subsidie Zorgopleidingen/FZO (4,7 miljoen euro)
    Via het opleidingsfonds worden middelen ontvangen ter financiering van diverse opleidingen. Voor nadere informatie verwijzen we naar de paragraaf opleiding & onderwijs onder de aanvullende gegevens en specificaties in de jaarrekening.

Overige bedrijfsopbrengsten (245,0 miljoen euro)

De overige bedrijfsopbrengsten zijn met 15,7% toegenomen ten opzichte van 2015. Deze toename is vooral het gevolg hogere opbrengsten inzake (medische) dienstverlening aan derden (structureel circa 9 miljoen euro), verkoop van enkele panden (incidenteel circa 6 miljoen euro) en vrijval van verplichtingen uit hoofde van oude bekostiging (incidenteel circa 7 miljoen euro).

Bedrijfskosten

Personele kosten (693,8 miljoen euro)
De personele kosten zijn ten opzichte van 2015 gestegen met 6,9%. De lonen en salarissen zijn gestegen met 18,7 miljoen euro (4,2%). Deze stijging verklaren we voornamelijk door de toename van het aantal medewerkers (8 miljoen euro), ontwikkelingen in de salarissen en arbeidsvoorwaarden (cao) (6 miljoen euro) en een eenmalige uitkering van 1,1% aan alle medewerkers (4 miljoen euro). Het gemiddelde aantal medewerkers bedroeg in 2016 8.703 fte’s (2015: 8.438 fte’s).

Wet Normering Topinkomens (WNT)

We hanteren de volgende uitgangspunten bij het belonen van onze medewerkers en topfunctionarissen:

  • De beloningen zijn fair en billijk. Fair is niet hetzelfde als equal. Er is ruimte voor individuele verschillen. Billijk houdt in dat we in de organisatie van hoog tot laag hetzelfde systeem toepassen en dat het systeem marktconform is aan andere organisaties binnen de (semi) publieke sector.
  • De beloningen zijn maatschappelijk aanvaardbaar en intern evenwichtig.
  • De beloningen zijn in overeenstemming met wet- en regelgeving, zoals de Wet Normering Topinkomens (WNT) en Collectieve Arbeids Overeenkomst Universitair Medische Centra (cao UMC’s).

Sinds 1 januari 2013 is de Wet Normering Topinkomens (WNT) van kracht. In deze wet zijn bepalingen en maxima opgenomen voor de bezoldiging van topfunctionarissen tijdens dienstverband en bij ontslag. In de jaarrekening hebben wij de volgende informatie opgenomen:

  • Bezoldiging van de topfunctionarissen, per topfunctionaris.
  • Bezoldiging van overige functionarissen, voor zover zij het maximum van de WNT overschrijden.

We hebben een publicatieverplichting voor de bezoldiging van onze topfunctionarissen en voor niet-topfunctionarissen voor zover de bezoldiging meer bedraagt dan de WNT-norm. We hebben vastgesteld te behoren tot klasse indeling J. Deze indeling is in 2016 herijkt en vastgesteld door de raad van toezicht.

Raad van bestuur
We hebben vastgesteld dat de bezoldiging voor de leden van de raad van bestuur als topfunctionarissen conform de publicatievereisten is toegelicht in de jaarrekening. De bezoldiging voor de leden van de raad van bestuur blijft binnen de gestelde kaders en bevat geen prestatietoeslagen en/of elementen die afhankelijk zijn van (maatschappelijke) doelstellingen.

Raad van toezicht
Ook de bezoldiging voor de leden van de raad van toezicht blijft binnen de gestelde kaders en bevat geen prestatietoeslagen en/of elementen die afhankelijk zijn van (maatschappelijke ) doelstellingen.

Overige functionarissen
Een overzicht van overige functionarissen met een inkomen boven de WNT-norm hebben we in de jaarrekening opgenomen.

Overige bedrijfskosten (143 miljoen euro)

De overige bedrijfskosten zijn ten opzichte van 2015 gestegen met circa 10%. De stijging van de overige bedrijfskosten verklaren we voornamelijk door hogere lasten, zoals patiënt- en bewoners gebonden kosten (13 miljoen euro), met name door gestegen kosten van geneesmiddelen. Ook de algemene kosten zijn hoger dan in 2015 (16 miljoen euro), mede veroorzaakt door hogere kosten door de implementatie van het ziekenhuisinformatiesysteem HiX en kosten die gepaard gaan met het verscherpt toezicht door de IGZ en kwaliteitsverbeteringsprojecten.